TROUW, 26 januari 2002
Door Samuel de Lange
Zoon Max is ontzet over de armoede van de zwarten
Een vader en een zoon schrijven elkaar een jaar lang, terwijl de zoon
een studiereis door de Verenigde Staten maakt. In Europa dreigt oorlog,
in Amerika woedt een politieke strijd over president Roosevelts New Deal,
een bescheiden vorm van staatsondernemerschap. Zoon Max is ontzet over
de armoede van de zwarte pachters in het zuiden, en het rauwe kapitalisme
van steden als Chicago en Detroit. Hij noemt de politieke atmosfeer meermalen
'fascistisch', en vraagt hij zich af of Amerika niet te veel problemen
aan huis heeft om zich met een Tweede Wereldoorlog in te laten. Zijn vader
dringt er juist erg op aan steun te zoeken bij de Amerikanen, in geval
van oorlog.
Er is maar weinig small talk in de brieven. Een ongelukkige liefde wordt
in een terzijde afgedaan. Het milieu van linkse protestanten waaruit de
brieven stammen, verkeerde in staat van paraatheid, en maakte zich geen
illusies over Hitlers voornemens. Overal zoeken de briefschrijvers naar
tekenen van verzet tegen machtswellust en egoïsme. Het idealisme
van de Nederlands Christelijke Studenten Vereniging is nooit ver. De hoop
van de vader is gevestigd op grote geesten van goeden wille zoals P.Tillich
en R.Niebuhr, en de zoon troost zich op zijn odyssee met de opgeruimde
zielen van de Amerikanen. Geestverwanten heten de jonge Kohnstamm steeds
hartelijk welkom, en hij bewondert de ongecompliceerde Amerikaanse omgang,
ook al verafschuwt hij de verwende kinderen. Wij kennen de afloop: drie
jaar later wierp Amerika zijn gewicht in de schaal, maar de twee correspondenten
leefden tussen hoop en vrees. Een sympathiek tijdsdocument dat illustreert
hoe twee generaties geleden vaders en zonen een verstandige gedachtewisseling
over de wereld konden voeren.
|