RITA KOHNSTAMM
KLEINE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
Deel l Het jonge kind
Met hoofdstukken over
De ontwikkeling van kinderen - Moeders, baby’s en vaders - Zintuigen - Lichaamsbeheersing – Hoe leren kinderen? - Denken - Taal – Zelfbesef en zelfbeeld – Een veilige basis - Karakter - Geweten - Agressie - Kinderangsten - Kinderspel - Kindertekeningen - Plaats in de kinderrij – Meisjes en jongens - Sociale ontwikkeling
Zo maar een voorbeeld over het wonder van het leren praten:
De eerste woordjes die in veel talen worden geleerd zijn ‘mama’ en ‘papa’. Niet omdat moeders en vaders zo heten, maar waarschijnlijk omgekeerd: omdat het de eerste duidelijke klankcombinaties zijn die een baby zelf spontaan maakt. Het is een tevreden neusklankgemummel, vooral na de voedingen. Omdat de ouders bij die behoeftebevrediging centraal staan en zíj het brabbelen van de baby herhalen, en ook elkaar vaak met die klankgroepjes gaan aanduiden, zijn in de loop der eeuwen die verbindingen ontstaan: ‘mama’ voor de moeder, ‘papa’ voor de vader, en in het Russisch ‘nana’ voor oma. Het prettige gevoel bij het gevoed en vertroeteld worden, straalt op hen af en de klanken krijgen een betekenis.
Die eerste woordjes slaan op één bepaalde persoon. Maar er is toch sprake van een zekere abstractie, want moeder ziet er telkens anders uit, in verschillende kleren, soms helemaal bloot, nu eens met loshangend haar, dan weer met een bril op. En toch allemaal ‘mama’.
Vaders vinden het niet leuk als zij merken dat hun kind de klankgroep ‘papa’ niet exclusief voor henzelf gebruikt, maar er een veel wijdere betekenis aan geeft. Alle mannen die een beetje op vader lijken worden ‘papa’ genoemd. In plaats van trots te zijn op dit teken van begripsvorming, van generalisatie en abstractie, waar het brein van hun kind uit zichzelf toekomt, voelen zij zich een beetje miskend.
Gemiddeld rond de eerste verjaardag verschijnt naast ‘mama’ en ‘papa’ spontaan het eerste andere woord. Vanaf veertien maanden kan een kind vlot geleerd worden een woord met een ding te verbinden. Er is veel variatie in de woorden die kinderen in hun tweede levensjaar leren. Het lijkt betrekkelijk toevallig welk ding of gebeurtenis voor het eerst bij zo’n kleintje een woord uitlokt. Spannende dingen waaraan iets te beleven valt krijgen meestal eerder een woordje toebedeeld dan saaie dingen die een kind niks zeggen.
Kinderen leggen duidelijk een relatie tussen een bepaalde klankgroep en iets in de omgeving. Die klankgroep heeft daarmee een betekenis gekregen. Ook komen kinderen tot eigen generalisaties. Het woordje ‘maan’ kan bijvoorbeeld slaan op de maan in zijn verschillende gedaanten, maar ook op een rond, doorschijnend groen blaadje of op een citroenschijfje. Overgeneralisatie is een kenmerk van het vroege eigen taalgebruik. Het is soms ook te zien bij eigennamen waarmee een kind vertrouwd raakt. Het konijn van de familie heet Lola en de poes Susu. Voor de kleintjes is nu ieder konijn of poes ‘een’ lola of ‘een’ susu.
Omdat kinderen met een woord niet altijd alleen maar één ding willen benoemen, maar in zekere zin een verhaal wil vertellen, wordt dit ook wel de fase van de eenwoordzinnen genoemd. Het belangrijkste woord in een zinnetje komt voor de hele zin te staan: ‘melk’ betekent ‘ik wil melk’ of ‘mamma drinkt melk’; ‘melk?’ betekent ‘is dat melk?’ en ‘melk!’ betekent ‘oh, de melk is gevallen’. Juist bij de éénwoordzinnen is het dus belangrijk op de intonatie te letten. Doordat heel jonge kinderen nog niet altijd woorden los van elkaar kunnen horen, maken zij omgekeerd soms ook één woord van wat eigenlijk een zinnetje is. Toto van twee noemt een boek een ‘boeklees’ en zijn muts ‘mutsop’.
Het tegenovergestelde van overgeneralisatie is ondergeneralisatie. Een peuter wordt bijvoorbeeld boos als een andere beer dan zijn lievelingsbeer ook ‘beer’ wordt genoemd.
Met die eerste woordjes moet je je ook afvragen hoe kinderen eigenlijk weten waarop een bepaald woord slaat. Bij het zien van een voorbijrijdende auto hoor je ze ‘óto’ zeggen, maar hoe zeker is het dat ze daarmee de héle auto bedoelen? Misschien denken ze wel dat dat woord op de wielen slaat of op de beweging van het rijden.
|