printen

RITA KOHNSTAMM

Verwennen

De ouders van Juliette (15 jaar) komen voor advies bij de psycholoog. Zij vinden dat hun dochter de laatste maanden is veranderd. Ze was altijd opgewekt en makkelijk in de omgang. Nu is zij teruggetrokken, zegt niet veel, is vaak bokkig en vooral van haar kleine broertje kan ze weinig verdragen. Juliette heeft een zusje Romee dat tien maanden na haar is geboren en met wie zij altijd heel close is geweest. Ook nu nog is de verhouding met Romee goed. Toen de meisjes tien en elf waren werd Lucas geboren, ‘een cadeautje’ zeggen zijn ouders en ook de zusjes waren altijd heel dol op hem. In een gesprek met Juliette komt een enigszins ander beeld naar voren. Romee en zij vonden het inderdaad prachtig dat zij een broertje kregen. Van het begin af aan hielpen ze bij de verzorging van de baby. Hij was het middelpunt in het gezin en zij deden daar van harte aan mee. Als peutertje was het een lief, aanhankelijk kind, al ergerden de meisjes zich wel eens als alle aandacht voor hem was, zoals aan tafel. Lucas ging niet naar een peuterspeelzaal, omdat zijn moeder hem graag nog even bij zich had. Gaandeweg kreeg Juliette er echter oog voor hoe Lucas in eigenlijk alles zijn zin kreeg. Het was voor beide ouders bijna een automatisme hem zo veel mogelijk toe te geven. Als voorbeeld vertelt Juliette hoe zij de ruim driejarige Lucas in bad had gestopt en een schoon pyamaatje had aangtrokken, toen haar moeder de kinderkamer in kwam om gestreken was in de kast te leggen. Lucas riep wijzend op het stapeltje in haar hand ‘Ik wil die sterretjes-pyama aan.’ Juliette zei: ‘Bèn je, je hebt net een schone aan.’ Maar moeder pakte de gewenste pyama en begon Lucas te verkleden. ‘Ach, wat geeft dat nou, als hij dat nou graag wil.’
Dit voorval was voor haar een eye opener. Van toen af aan probeerde in ieder geval zij om niet altijd aan Lucas’ wensen gehoor te geven. En dat leverde allerlei scènes op, want Lucas ging dan huilen en stampvoeten en zij kreeg van haar ouders de wind van voren. Juliette tegen de psycholoog: ‘Maar ik vind het zo naar te zien dat het een vervelend kind wordt!’
Lucas is nu vier jaar en zit sinds kort in groep 1. Toen Juliette hem onlangs kwam ophalen liet de leidster zich iets ontvallen, waardoor zij zich bevestigd voelde in haar bezorgdheid. De leidster dacht dat zij de oppas was en vertelde dat Lucas het moeilijk had in de groep, omdat hij altijd zijn zin wilde hebben en snel boos werd als dat niet gebeurde. Toen ze hoorde dat Juliette zijn zusje was en dat Lucas een nakomertje was met nog een zusje zei ze: ‘Oh, ja, dan begrijp ik het wel. Pas op hoor, dat jullie hem niet te veel verwennen.’

Lucas is inderdaad een schoolvoorbeeld van een verwend kind. En verwenning vormt voor de kinderlijke ontwikkeling een risicosituatie.
Verwennen is een opvoedingsstijl die een kind de gelegenheid ontneemt te leren dat niet iedere behoefte onmiddellijk bevredigd en niet iedere wens onmiddellijk vervuld kan worden. Daarbij kan het gaan om materiële wensen dan wel om emotionele, zoals de behoefte aan aandacht of het krijgen van zijn ‘zin’ in wat dan ook. Daardoor loopt een verwend kind het risico dat het op den duur een lage frustratietolerantie heeft en slecht uitstel kan verdragen.
Een kind dat in materieel opzicht wordt verwend, wordt lang niet altijd ook emotioneel verwend. Omgekeerd gaat emotionele verwenning wel vaak, maar niet altijd met materiële verwenning samen. De ouders van Lucas hechten bijvoorbeeld niet aan bezit en geven hun kinderen een sobere levensstijl mee.
Er is naar het verschijnsel verwennen en de effecten ervan voor zover bekend geen systematisch onderzoek gedaan. Ideeën erover komen voornamelijk uit de pedagogische en klinische praktijk.

Wat is verwennen?
Uit het bovenstaande is duidelijk dat verwenning altijd staat in relatie met behoeften en wensen van een kind. Het kind krijgt letterlijk, zoals dat heet, ‘alles wat zijn hartje begeert’. Een kind dat veel krijgt is dus niet per definitie verwend. Als het helemaal geen behoefte heeft aan wat het krijgt, er niet om vraagt of het zelfs helemaal niet wil hebben, is het begrip ‘verwend’ niet op zijn plaats en voor het betreffende kind soms zelfs pijnlijk.
In het dagelijks spraakgebruik wordt dat onderscheid meestal niet gemaakt. Vooral als het gaat om materieel bezit noemt men een kind dat veel krijgt zonder meer ‘verwend’. Mensen die een kind ‘verwend’ noemen leggen zelfs vaak enig misprijzen in hun stem – ‘Nou, nou, jij wordt maar verwend, hoor!’ En als het kind dan ook nog weinig geeft om wat het allemaal krijgt en heeft, komt er nog een schepje bovenop – ‘Je mocht wel wat dankbaarder zijn.’

Materieel verwennen
In een tijd van welvaart krijgen kinderen meer spullen dan voor vroegere generaties mogelijk was. Ook de meeste volwassenen van nu hebben meer bezit dan hun ouders en grootouders, toen die dezelfde leeftijd hadden. Vrijwel iedereen kan vaker een wens vervullen dan de leeftijdgenoten van vijftig jaar terug. In die zin is vrijwel iedereen in onze samenleving, vergeleken met vroeger, ‘verwend’. Verwennen is dus ook een relatief begrip.
Wil bij een kind van nu van echte materiële verwenning sprake zijn dan moeten buitensporig veel zo niet alle van zijn of haar wensen worden vervuld.

Emotioneel verwennen
Eén centraal begrip bij emotionele verwenning is ‘aandacht’. De relatie tussen de behoeften van een kind en de manier waarop ouders daarop inspelen ligt hier enigszins anders dan bij materiële verwenning. Weliswaar geldt ook hier dat kinderen verschillen in de mate waarin zij aandacht vragen, maar de combinatie ‘geen behoefte aan aandacht en toch veel krijgen’ valt buiten het thema ‘verwennen’.
We beperken ons hier tot de combinatie ‘veel vragen, veel krijgen’. En omdat aandacht in tegenstelling tot bezit een behoefte is die vanaf de geboorte aanwezig is, maken we hier een leeftijdsindeling.
Onder emotionele verwenning valt ook een kind dat zonder meer stelselmatig zijn of haar zin krijgt.

Emotioneel verwennen van babies
Tot halverweg de vorige eeuw was de algemeen geldende opvatting dat men babies van de geboorte af aan moest wennen aan regelmaat. Dat betekende met name op vaste tijden voeden en verschonen. Als de baby tussendoor huilde moest daar liever geen aandacht aan worden besteed. Als het kind iedere keer bij het huilen uit de wieg gehaald zou worden, zou het op den duur vaker gaan huilen, want opgepakt worden wil iedere baby graag. Zo werd een kind tot dwingeland gemaakt. Een vorm van behaviorisme avant la lettre. (Behaviorisme is immers de theoretische stroming in de psychologie, waarin gedrag wordt versterkt dan wel afgezwakt door het effect dat het heeft.)
Begin jaren zeventig kwamen de Amerikaanse kinderspychologen Silvia Bell en Mary Ainsworth echter met onderzoeksresultaten die een heel andere kant op wezen. Een jaar lang hadden zij 26 moeders en hun baby nauwkeurig gevolgd. Daarbij met name gelet op de hoeveelheid huilen en de mate waarin de moeder daarop reageerde. In het eerste kwartaal bestond hiertussen geen verband. Er waren huilerige en zoete babies van nature, onafhankelijk hoe moeder daarop reageerde. Maar vanaf het begin van de vierde maand veranderde dat. Huilerige babies die vanaf het begin werden opgepakt en getroost als ze huilden werden vanaf de vierde maand rustiger. Babies die de eerste drie maanden veel huilden zonder opgepakt en getroost te worden bleven huilerig of gingen zelfs vaker huilen.
Er kwam kritiek op de onderzoeksopzet, met name uit de behavioristische hoek Maar de invloed op de opvoedingsvoorlichting was groot Moeders herkenden erin hun natuurlijke neiging om wèl naar hun huilende baby te gaan. Het laten huilen voelde aan als onnatuurlijk.
Dat het om een natuurlijke neiging ging legden Bell en Ainsworth uit aan de hand van de dierenwereld. Daar blijft het jong dicht in de buurt van zijn moeder. Dat moet vanwege het gevaar van roofdieren, die vooral op kleine, weerloze en sappige jongen loeren. Dwaalt een jong af, dan heeft het als beschermingsinstict schreeuwen. Dat laat moeder weten waar hij zit, maar brengt ook roofdieren op zijn spoor. Moeder moet dus zo snel mogelijk reageren. Volgens Bell en Ainswordt is het meer dan waarschijnlijk dat in mensen sporen van hetzelfde instinct leven. Het gevaar door de vijand is weggevallen, maar de behoefte bij moeder te zijn is blijven bestaan. Het is een oerbehoefte, die niet is af te leren door er niet op te reageren: de huilerige baby blijft huilen. Wat wel mogelijk is, is dat het huilerige gedrag op den duur overbodig wordt. Als moeder steevast op het huilen reageert groeit in het kind woordloos het besef dat moeder er altijd is als zij nodig is. Dit veilige en zekere ‘weten’ is op zichzelf al zo geruststellend dat het huilen in frequentie afneemt. ‘Babies kun je niet verwennen’ werd het motto.
Zij het dat het wel weer enigszins is doorgeschoten en ouders nu vaak al bij de eerste snik hun baby uit de wieg halen. Niet dat zij hun kind daarmee verwennen, maar dat steeds weer opnemen en terugleggen brengt wel onrust voor de baby te weeg. Veel kort gehuil stopt ook uit zichzelf.

Emotioneel verwennen van peuters en kleuters
Als kinderen baby-àf zijn kunnen ze wel worden verwend. Dat heeft enerzijds te maken met de toenemende vaardigheden en kennis. En anderzijds met het toenemende zelfbewustzijn. Daardoor krijgt een kind steeds meer de keuzemogelijkheid tussen wel doen en niet doen. En in die keuze speelt als het goed is het rekening houden met anderen gaandeweg een belangrijker rol. Een opgroeiend kind heeft het in zich te gaan beseffen dat niet alleen hij wensen en behoeften heeft, maar anderen ook. Maar dat besef moet wel mede vormgegeven worden door de opvoeders. Een kind moet in ieder geval twee dingen leren. Dat je sommige dingen nu eenmaal doet of laat omdat dat prettig is voor anderen, los van je eigen wensen. En dat er zoiets als ‘regels’ zijn waaraan je je houdt, of je dat nu leuk vindt of niet. Kortom: dat je niet altijd je eigen zin kunt doen of krijgen.
In deze betekenis is verwennen een hindernis bij de gewetensvorming.
Ook hun behoefte aan aandacht moeten kinderen leren beheersen. Die behoefte is er en uit zichzelf zullen kinderen die niet graag opgeven en zeker niet ook willen delen. Zij zijn op volwassenen aangewezen om te leren zich daarin te matigen.
In deze betekenis is verwennen ook een hindernis bij de sociale vorming. Verwende kinderen zijn in zekere zin op den duur sociaal gehandicapt.

En hier gaat, in tegenstelling tot bij babies, waarschijnlijk wel de wet van effect van het behaviorisme op. Wie vaak zijn zin krijgt wordt ‘beloond’ voor gezeur.

Aandacht krijgen
Een kind dat altijd aandacht krijgt als het vraagt, blijft vragen. Dat komt mede doordat als het om aandacht gaat, er geen verzadiging optreedt. Aan aandacht heeft een kind uit zichzelf nooit genoeg. Aandacht werkt, ook voor volwassenen, zelfs verslavend. Wie veel krijgt, raakt aan veel gewend en wil veel houden. Prototype van deze verwenning is het kind dat tussenbeide komt als vader of moeder met een ander aan het praten is. Zich daar letterlijk tussen plaatst. Op schoot wil zitten. Om iets vraagt waarvoor de ouder van zijn of haar plaats moet enzovoort. En dan niet vriendelijk maar beslist terecht wordt gewezen of gedwongen wordt te wachten.
In psycho-analytische zin is het prototype het kind dat altijd tussen vader en moeder in bed wil liggen en dat ook mag. Daarmee wordt, gedacht vanuit deze theorie, te veel toegegeven aan de Oedipale kinderwensen.

Je zin krijgen
Verwennen in de betekenis van ‘altijd je zin krijgen’ ligt eigenlijk ergens tussen het materële en emotionele in. Het gaat niet altijd om bezit, maar om zinder meer iets willen en dan ook krijgen. Lucas wil opeens een andere pyama aan.
Net als volwassenen kennen kinderen opwellingen, ineens ergens zin in krijgen. Op zichzelf een neutraal gegeven. Wat zij moeten leren is dat in redelijkheid niet aan iedere zin onmiddellijk gehoor kan worden gegeven. De sleutelwoorden hierbij zijn ‘ieder’ en ‘onmiddellijk’. Er is natuurlijk niets op tegen om een kind zijn zin te geven, aan een opwelling tegemoet te komen. Integendeel. Het gaat om het stelselmatige en het pyama-voorval van Lucas is daarvan een goed voorbeeld. Juliette vertelt daarover als ‘zo gaat het nu altijd’. Aan wat in het kinderhoofd opkomt, wordt meestal meteen gevolg gegeven.

Waarom ouders verwennen
Het motief van ouders is niet altijd eenduidig. Er lopen meestal allerlei oorzaken dooreen.

Louter materieel
Bij materiële verwenning is meeste gehoorde verklaring die van het zogeheten ‘afkopen’. Ouders hebben door welke oorzaak dan ook weinig tijd en aandacht voor hun kinderen en proberen dat goed te maken door hen te overladen met cadeaus.
Een speciale vorm is die van de gescheiden vader die zich nog maar weinig aantrekt van zijn kinderen en tijdens de schaarse weekendbezoeken niet veel anders weet te bedenken dan uitjes naar een speelgoedwinkel.
Hier wordt het verschil duidelijk tussen kinderen die voor materiële verwenning open staan en die daar weinig om geven. De eerste groep raakt inderdaad verwend, doordat zij gaan inspelen op het schuldgevoel van hun ouders, hun wensen steeds kenbaar maken, niet zelden wat opschroeven en snel vervuld weten. Het andere type kind voelt zich echter eerder gekwetst. Het gaat hen niet om al die cadeautjes, maar om aandacht.

Leon (14 jaar) “Soms wil ik wel schreeuwen ‘Hou al die spullen maar! Ik hoef ze niet! Ik wil gewoon dat jullie eens naar me luisteren.’ Normale mensen zitten toch wel eens gewoon met elkaar in de kamer te praten? Nou wij nooit!”

Een tweede vorm die men bij materiële verwenning tegenkomt is dat ouders die vroeger zelf heel sober zijn opgevoed, er nu van genieten hun kinderen alles te kunnen geven wat ze maar wensen. Maar ook hier geldt dat er alleen sprake is van verwenning als het inspeelt op verlangens van de kinderen. Er zijn kinderen die veel krijgen, maar toch niet zijn verwend.

Materieel of emotioneel
Een reden waarom ouders geneigd zijn de wensen van hun kinderen vaak en snel te vervullen – hetzij materieel hetzij in de vorm van aandacht en ‘zin geven’ – is het voorkomen van conflicten. Als ze weigeren is de kans groot dat het kind protesteert, boos wordt, gaat schreeuwen. Kortom al naar gelang de leeftijd een scène maakt. De kleuter werpt zich krijsend op de grond. Het schoolkind smijt de deur keihard dicht. Ouders willen de boel zo graag rustig en gezellig houden en geven daarom maar toe. Niet altijd is er het besef dat de zaak hierdoor alleen maar verergert. Het kind leert dat het loont om te protesteren. Ja, op den duur is zelfs dat niet nodig en is de dreiging die daarvan uitgaat al voldoende. Het gaat daarbij lang niet altijd om grote dingen, ook om de alledaagse kleine wensen. Een chocoladecroissantje, een verrassingsei, een eigen 06 nummer, een nieuw computerspel, de laatste-mode broek. Of met nieuwe schoenen aan buiten mogen spelen, hoewel het daar modderig is. Om niet de appel hoeven opeten, waarom het zelf heeft gezeurd, maar waarin het bij nader inzien toch geen zin heeft. Om met ongepoetste tanden naar bed te mogen, omdat mamma de verkeerde tandpasta heeft gekocht.
Ook hierbij gaat het niet om het toegeven alszodanig, maar om het stelselmatige ervan.
Soms wordt een kind door slechts één van de ouders verwend. Bijvoorbeeld om op die manier genegenheid te winnen die men bij man of vrouw mist. Als de man zich door zijn vrouw te kort gedaan voelt, wordt zijn dochtertje dan zijn verwende prinsesje. Omgekeerd kan een jongen door zijn moeder naar de ogen worden gezien, bij gebrek aan aandacht van de levenspartner.
Maar los van dit kenmerkende sekse-aspect kan verwennen ook worden gebruikt om de ander te ergeren, wetend dat hij of zij het met die verwennerij niet eens is. Zo kan verwenning ouders ook verder uiteen drijven.

De vader van Elleke (9 jaar) is diep ongelukkig omdat zijn vrouw haar in alles haar zin geeft. Dat is niet alleen een te grote belasting voor het gezinsbudget. Zijn dochter wordt ook steeds uitdagender tegen hem: ‘Van mamma mag ik lekker wel.’ Zij laat zich niets meer door hem gezeggen. Hij is bang voor zijn eigen drift: ‘Misschien kan ik me een keer niet inhouden en doe ik haar iets aan.’

Dan zijn sommige ouders in emotioneel opzicht te toegeeflijk, omdat zij hun kind, vaak onbewust, als baby blijven zien, omdat ze het zo lang mogelijk klein willen houden. Lucas, het baby-cadeautje, waarop de ouders nooit meer hadden durven hopen, moet vooral klein blijven.
Ten slotte is er het voor Nederland relatief nieuwe motief van het verwennen van jongens in vergelijking met meisjes zoals dat in Moslim gezinnen vaak voorkomt. Moeders voelen zich dan de mindere van de zoontjes die zij hebben gebaard en geven heel veel toe. Jongetjes leren al jong op haar neer te zien en eisen aan haar te stellen.
Al deze motieven hebben gemeen dat ouders zich op enigerlei wijze onttrekken aan de rol die zij als vormende opvoeder hebben. Daarom wordt ook wel gesproken over ‘pedagogische verwaarlozing’. Zij verwaarlozen een belangrijk aspect van de sociale en gewetensvorming van hun kinderen. Daarmee doen ze hen te kort, want het treurige is dat zo’n kind er op wordt aangekeken als’verwend nest’ of ‘verwend rotjoch”. Terwijl het op zijn ouders als opvoeders is aangewezen om dat niet te worden.

Kenmerken van een verwend kind
Een kind dat langdurig is verwend kenmerkt zich door een lage frustratietolerantie, het niet kunnen verdragen van uitstel, een zekere ontevredenheid en eigenlijk ook enige levensangst.
Op den duur kunnen er gevolgen zijn voor de gewetensvorming en sociale vorming.

Lage frustratietolerantie
Frustratie is oorspronkelijk een begrip uit de theorie van Freud. Als een belangrijke kinderlijke behoefte die bij een bepaalde fase hoort niet wordt bevredigd, blijft het kind in die fase hangen. Raakt op die behoeften gefixeerd. Maar er zijn nuances. Kortdurende frustraties zijn belangrijk omdat zij bewustzijn wekken. Als alle wensen automatisch zouden worden bevredigd zonder onderbreking van onbevredigdheid, zou het mensenkind niet tot bewustzijn komen. Het zijn de onlustgevoelens die bij frustratie horen die maken dat een kind uit zijn bewusteloze sluimertoestand ontwaakt.
Nog een stap verder denkend betekent frustratie ook dat een kind leert beseffen dat het zelf iets kan doen om de zo ontstane onlustgevoelens op te heffen. Daarvoor is het wel nodig dat het de frustratie verdraagt – frustratietolerantie – om de tijd te hebben zelf adequaat in actie te komen. Doorzettingsvermogen wordt dan ook vaak in verband gebracht met een hoge frustratietolerantie. Verwende kinderen daarentegen verdragen het uitblijven van bevrediging slecht, komen niet zelf in actie – behalve dan in protest – maar willen dat de omgeving hun onlustgevoelens wegneemt en aan hun wensen tegemoet komt.

Geen uitstel verdragen
‘We want it all, we want it now.’ Vooral dit laatste uit het liedje van Queens, zou het moto van verwende kinderen kunnen zijn. Ze willen het meteen. Doordat hun frustratietolerantie laag is kunnen ze geen uitstel verdragen. Ook kleine onlustgevoelens zijn al onverdraaglijk. Ze hebben moeite met op hun beurt wachten. Met ‘niet nu, maar straks’. Met ‘niet vandaag, maar morgen’. Met name het eerste leidt tot botsingen met andere kinderen.

Ontevredenheid
Rationeel denkend zou men zeggen dat een kind wiens wensen steeds worden vervuld de tevredenheid zelve zou worden. Het tegendeel is vaak waar. Dat heeft te maken met het gegeven dat behoeften aan aandacht en je zin krijgen niet eindig zijn. Er treedt geen gewenning en verzadiging op, ze zijn er iedere keer weer. Eerder is sprake van verslaving. Verwende kinderen lopen het risico Rupsjes Nooitgenoeg te worden. Ook als het om materiële zaken gaat. Verwennende ouders kunnen hier in alle oprechtheid verbaasd over zijn: ze geven toch al zo veel, wat wil hun kind dan nog meer?

De moeder van Laura (10 jaar) maakt zich zorgen. ‘Met Sinterklaas kreeg ze skeelers, een zilveren enkelbandje en een skipak. En toen was ze nog boos dat ze geen cd van Christina Aguleira had gekregen.’

Angst
De zekerheid waarmee een verwend kind voor zijn of haar verlangens opkomt, kan bedrieglijk zijn. Er kan onzekerheid achter schuil gaan. Als het altijd zijn zin krijgt en dus ook in hoge mate zijn eigen gang kan gaan mist een kind het gevoel van veiligheid en bescherming voor als het zelf ‘te ver’ gaat. Niemand grijpt dan in. In psychoanalytische termen: de wensen uit het Es hebben vrij spel. Een kind kan dan bang worden voor zijn eigen aanvechtingen. Het eisende gedrag is dan eerder een soort overschreeuwen van angst dan dat het werkelijk gaat om een werkelijke behoefte die moet worden bevredigd. Bij zulke kinderen is vaak iets te zien van een soort stereotiep protestgedrag-in-het-wilde-weg dat is losgezongen van wat het kind eigenlijk graag wil. Je zin krijgen wordt als het ware doel in zichzelf

Angelo (5 jaar) wordt door zijn vader opgehaald van school en zegt ‘Ik wil bij Pieter spelen’. Vader : ‘Dat kan niet, we gingen toch bij tante Maartje sushi’s maken?’ En hoewel Angelo dol is op sushi’s houdt hij schreeuwend vol dat hij naar Pieter wil.

Gevolgen voor de ontwikkeling
Zoals hiervoor al ter sprake kwam vormt verwenning met name voor twee aspecten van een ontwikkeling een risico: voor de gewetensvorming en de sociale vorming.

Gewetensvorming
Voor de vorming van een geweten is het nodig dat een kind leert zijn natuurlijke, vaak egocentrische en impulsieve neigingen te beheersen en om te buigen in de richting van wat zijn ouders en andere verzorgers hem voorhouden wat ‘goed’ is.
Beheersing in het algemeen en zelfbeheersing in het bijzonder zijn hier de sleutelbegrippen. Een kind dat wordt verwend leert niet zich te beheersen.

Sociale vorming
De sociale vorming moet ervoor zorgen dat een kind niet alleen gericht blijft op zijn eigen verlangens, maar ook leert op die van anderen te letten. Een kind dat wordt verwend loopt de kans alleen oog te houden voor zichzelf.
Het heeft dan moeite zich in te leven in een ander, mee te leven, behulpzaam te zijn en te delen.

Prognose
Over hoe verwende kinderen uitgroeien is weinig systematisch te zeggen. De school kan corrigerendwerken doordat andere kinderen de zindoordrijverij niet accepteren. Bij Lucas kan men daarop hopen, omdat zijn leidster oog heeft voor zijn situatie thuis en zal proberen tegenwicht te geven. Ook heeft de psycholoog een gesprek met de ouders gehad over de achtergrond van Juliettes gedrag.
Soms worden het gescheiden systemen. Dan weet het kind zich op school sociaal aan te passen, maar blijft het thuis ten opzichte van de ouders veeleisend. Zoiets is het geval bij Laura, want haar moeder maakt zich zorgen dat het beeld van haar dat zij op de ouderavond van de leraar kreeg zo heel anders was dan de Laura die zij van thuis kent. Is zij een gespleten persoonlijkheid, vraagt zij zich af. De psycholoog legt haar uit dat Laura zich op school nu eenmaal niet kan permiteren wat thuis ondanks alle bezorgdheid nog steeds door de vingers wordt gezien.
Bij kinderen als Angelo, bij wie het verwennen deel is van een verwaarlozend, regelloos pedagogisch klimaat, is opvoedingsondersteuning nodig om alsnog structuur aan te brengen in het kinderleven.
De verwende Moslim-jongens vormen een probleem apart, dat buiten het bestek van dit hoofdstuk valt, doordat hun ouders vaak niet of pas laat kunnen worden bereikt voor opvoedingsadvies,
Verwende kinderen zijn niet altijd van anderen afhankelijk om in de gaten te krijgen dat zij zich anders moeten gedragen. Sommigen komen uit zichzelf tot dat besef. Dan groeit uit het onuitstaanbaar dwingelanderige jongetje of meisje van vijf als vanzelf een gezellig en sociaal schoolkind.
Maar inderdaad, anderen blijven tot in de volwassenheid dwingeland. Vooral veeleisend voor hun partner en kinderen.

(Handboek Kinderen & Adolescenten, januari 2006)

 


sluit dit venster