TROUW 30 maart 2002
Door Eveline Brandt
"Ik ben ik en zij zijn ook ikken!"
Ze was zeven jaar en nu, vele jaren later, weet ze nog precies waar ze
was en wat ze deed, toen ze opeens door de gedachte 'ik ben ik' werd overvallen.
"Het was daarom zo opmerkelijk, omdat ik meteen besefte dat het voor
het eerst in mijn leven was dat ik dat dacht. Alsof ik al die tijd daarvoor
niet echt had bestaan. Het onderscheid tussen mezelf en andere mensen
drong zich met kracht op en ik werd bewust van mezelf."
Een ander vertelt hoe hij als jongetje van acht door het zonlicht naar
huis loopt, blij met een prachtig glimmende cent die hij van zijn vader
heeft gekregen. "De cent weerkaatste het felle licht. Er stond op:
1937. Dat trof mij en legde deze herinnering voor altijd vast. Ik besefte
ineens dat ik ik was, en niet iemand anders, en dat ik nu leefde, in 1937,
hier en nu. Met stevige pas liep ik, enigszins verwonderd, door naar huis."
Dolph Kohnstamm, emeritus hoogleraar psychologie, is al jaren geïntrigeerd
door het plotselinge inzicht in hun individualiteit dat mensen, kinderen
veeleer, kan overvallen. In een interview met de vermaarde Zwitsere psychiater
Carl Jung hoorde Kohnstamm deze vertellen hoe hij plots tot 'zelfbewustzijn'
kwam. Jung was elf jaar toen hij op weg naar school opeens uit 'een mist'
stapte. " Ik stapte eruit en ik wist: ik ben. "
Het lijkt een bijna triviale gedachte, maar dat is het zeker niet voor
de mensen die er in hun jeugd zo plotseling en intens door overvallen
zijn. En het is ook bijzonder, als je in zijn algemeenheid naar kinderen
kijkt, schrijft Kohnstamm. Kinderen rennen gewoonlijk rond en zijn druk
in de weer, reageren gulzig op iedere nieuwe prikkel uit de omgeving.
En dan opeens beleven sommigen dat moment van bevroren staan, de aandacht
volledig gericht op een gedachte. Voor het eerst een moment van zelfbeschouwing,
een plotseling besef iemand te zíjn.
Ontwikkelingspsychologen proberen te achterhalen hoe en wanneer kinderen
tot zelfbesef komen. Kohnstamm vroeg het ze gewoon zelf. Niet op de kinderleeftijd;
dan had hij met wel duizenden kinderen gesprekken moeten voeren om misschien
enkele tientallen bruikbare beschrijvingen te krijgen. Hij deed een oproep
aan de volwassen lezers van Trouw en van een aantal tijdschriften, met
de vraag of zij hem wilden schrijven als zij zo'n herinnering hadden uit
hun kinderjaren. Honderdzestig brieven kreeg hij, en van ruim zeventig
inzenders nam hij de herinneringen in zijn deze week verschenen boek 'Ik
ben ik' op.
Zo'n plotseling inzicht is iets anders dan een vroegste herinnering; die
gaat vaak terug naar het derde levensjaar. De ervaringen uit dit boek
komen meestal pas na het zevende jaar. "Hee, ik ben ik en zij zijn
ook ikken! Dat is ook wat", denkt een negenjarig meisje die met haar
grote familie aan tafel zit. Op haar drieënzeventigste beschrijft
zij dit moment, dat zij als een grote openbaring ervoer, tot in de kleinste
details aan Kohnstamm. "Ik weet nu -met mijn verstand- dat elk mens
uniek is. Maar de ontdekking van toen had niets met mijn verstand te maken.
Het was een onvergetelijke emotie."
Onvergetelijk was het voor alle briefschrijvers. Zij herinneren zich de
grote kleine gebeurtenis soms nog decennia later met vreugde en trots.
"Een enorm geluksgevoel van 'ik in m'n eentje", schrijft iemand.
Een ander vergelijkt het met een driedimensionale tekening: "Ineens
zie je een extra dimensie."
Het verbaast Kohnstamm zeer dat er tot op de dag van vandaag nooit een
psycholoog onderzoek heeft gedaan naar deze indrukwekkende inzichten bij
kinderen. Veel is er geschreven over het geleidelijk groeiend zelfbesef,
maar niets over het plotseling doorbreken daarvan.
Soms leidt dat tot lichte paniek over zekerheden die wegvallen of de angst
er alleen voor te staan in het leven. "Het was ook wel beangstigend",
schrijft een vrouw van dertig die op haar elfde zo'n ervaring had, "want
ik zou dus nooit meer van mezelf kunnen afkomen. Maar het was ook mooi,
want IK zou van alles mee gaan maken en het ook echt gaan voelen."
Een ander ziet opeens haarscherp dat het nu uit is met de kinderlijke
onschuld, en dat spelen nooit meer hetzelfde zal zijn. "De betovering
was voorbij."
Kohnstamm bespreekt ook een aantal literaire schrijvers dat over het plotselinge
zelfbewustzijn bij kinderen heeft geschreven: Sartre, Van Eeden en Nabokov.
En hij duikt even in de vakliteratuur; gelukkig aan het einde van het
boek waardoor de wat taaie theorie -na het lezen van al die levensechte
ervaringen- veel meer boeit.
Wat hebben we nu aan dit boekje, wat leren we eruit over de condition
humaine? Niet bijzonder veel, denk ik, al werpt het wel wat licht op de
begrippen identiteit en (zelf)bewustzijn. Maar vooral geeft het lezen
ervan een warm gevoel, net zoals de ervaringen dat deden bij de mensen
die ze beleefden. Dat gevoel gaf het de schrijver zelf blijkbaar ook,
zo liefdevol schrijft hij in zijn verantwoording "over de mens zoals
hij die het liefste ziet: als een over zichzelf nadenkend wezen, als een
persoon die zich bewust is van zijn of haar uniciteit, die niet altijd
op wil gaan in een groep, en de waarheid onder ogen wil zien van de eenzaamheid
van het eigen denken."
|